Werk Ohne Autor – een film over trauma

Waarschuwing: spoiler alert!

Afgelopen zondagmiddag had ik sinds lang weer eens tijd om naar de bioscoop te gaan. De keuze viel op Werk Ohne Autor, een film van Florian Henckel von Donnersmarck (Das Leben Der Anderen), vanwege een tip van een collega. Ik heb er al weer een nacht over geslapen en het leven vraagt al weer allerlei verantwoordlijkheden van me, maar diep van binnen ben ik er nog steeds stil van. Het verhaal, gebaseerd op het leven van de Oost-Duitse kunstenaar Gerhard Richter, volgt ten tijde van de tweede wereldoorlog en daarna de jonge kunstenaar Kurt, die zwaar getraumatiseerd is geraakt in zijn vroege jeugd. Zijn zoektocht naar de kunst, naar zichzelf, en hoe hij uiteindelijk vanuit zijn onderbewuste vorm weet te geven aan zijn verdrongen herinneringen, is aangrijpend.

De film laat heel veel zien, en dat maakt het ook een goed verhaal: aan de hand van een persoonlijke levensgeschiedenis worden grote thema’s aangeraakt, de beste manier om deze thema’s dichterbij te brengen. Als therapeut kijk ik toch op een bepaalde manier naar zo’n film, ik kan het niet helpen.

Alle personages in de film worstelen met zichzelf; er is veel verdringing. De een probeert met alle macht een slechte kant van zichzelf te verdringen (de rol van Sebastian Koch als voormalig nazi-arts), een ander (diens vrouw) probeert krampachtig net te doen of het er allemaal niet is, weer een ander (Kurt, de jonge kunstenaar) heeft alles zo onbewust verdrongen dat die er helemaal niet meer bij kan. Tekenend is de scene waarbij hij geïnterviewd wordt na zijn eerste succesvolle expositie, en niet bij machte is zijn eigen werk te duiden. Zijn kunst is met recht Werk Ohne Autor, zoals de regisseur een recensent laat zeggen: hij heeft iets gemaakt waarvan hij zelf niet weet waarom het zoveel impact heeft. De enige personen in de film die niets verdringen zijn zijn tante Elizabeth die hem leert nooit weg te kijken (maar zelf langzaam gek wordt) en zijn kunstdocent in Düsseldorf die zich op zeker moment in al zijn authentieke kwetsbaarheid toont aan Kurt, maar wel dag in dag uit in zijn trauma leeft. Dat laatste zet hem ook op het spoort om meer naar zichzelf op zoek te gaan in zijn kunst. Uiteindelijk maakt het autobusconcert het verhaal rond, en lijkt het alsof er bij Kurt toch iets van `in het reine komen’ heeft plaatsgevonden. Of weet hij het nog steeds niet?

Nu ik er over nadenk zijn er wel meer katharsis-achtige elementen in de film. Wanneer hij bezig is met `geestdodend’ handwerk, het boenen van de trappen in het ziekenhuis, volgt hij eigenlijk in de voetsporen van zijn vader. Wanneer zijn vrienden hem daar komen opzoeken en een dolletje maken met sop en water is dat vlak nadat hij zijn `paintersblock’ heeft doorbroken. Ondanks de zwaarte van de film klinkt er toch ook hoop in door. En het devies van tante Elizabeth zindert door de hele film: Never Look Away. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Kurt probeert het wel, maar wanneer hij probeert te kijken wordt alles wazig. Dat is hoe trauma werkt, probeer het maar eens onder ogen te zien, zoiets ondraaglijks, je zelfbeschermingsmechanisme zorgt dat alles wazig wordt of een andere betekenis krijgt. Totdat het niet anders meer kan. De voormalige nazi-arts breekt als hij in het atelier van Kurt de werken ziet die als een spiegel voor hem zijn. Hij kan zijn zorgvuldig opgebouwde façade niet langer ophouden en kan alleen nog vluchten. Dit is te pijnlijk, te groot, te confronterend. Als hij weg is blijft Kurt verdwaasd achter, geen idee wat er zojuist is gebeurd…